|
|
|
Een paar beschrijvingen van projecten waar PS:Blankert
een belangrijke rol heeft gespeeld.
Een grote, internationale, technisch georiënteerde
organisatie, was zo slim om hulp in te roepen toen ze een
nieuwe service unit wilden vormgeven. Op papier
was alles uitgedacht, maar om het ook in de praktijk te
brengen leek – en bleek – nog niet zo eenvoudig.
Dit ging immers om een enorme mentaliteitsverandering die
nodig was om tot nieuw gedrag te komen: van oplossingen
bieden vanuit de techniek naar een situatie waarin de klant
daadwerkelijk centraal staat.
Ik ben eerst met alle nieuwe afdelingshoofden gaan praten
en heb de teams, inclusief het Management Team, geobserveerd.
We hebben besproken wat het wenselijke gedrag van de medewerkers
en managers was en hoe het in de praktijk – onbedoeld
– anders gaat. Vooral het feit dat medewerkers onbedoeld
zaken anders aanpakten dan de managers wilden en het bijbehorende
inzicht dat dezelfde managers dit ongewenste gedrag zelf
hadden gecreëerd, kwam hard aan. De managers begonnen
in te zien dat zij snelle oplossingen en ‘niet zeiken’
beloonden en dat mensen die kritisch samen met anderen naar
lange termijnoplossingen zochten niet werden gewaardeerd
en daarom soms zelfs maar werden vervangen – ook weer
een snelle oplossing! Het effect was veel ontevredenheid
bij klanten en een berg aan onopgeloste klachten en dus
openstaande rekeningen.
Nu de observaties en conclusies gedeeld waren, leek de weg
vrij om een aantal zaken aan te pakken. Vol goede moed gingen
de managers weer aan de gang met hun teams. Maar de praktijk
bleek weerbarstig. De druk om de budgetten te halen was
zo groot, dat er aldoor andere dingen belangrijker waren
dan ‘de (interne) klant’. Elke afdeling en iedereen
ging voor zichzelf. Dat leek namelijk de snelste oplossing.
Er werd op alle niveaus niet effectief samengewerkt. Tegelijkertijd
werd er voordurend benadrukt dat de afdelingen beter samen
moesten werken. Maar hoe wil je dat voor elkaar krijgen
als de managers daarin niet het goede voorbeeld laten zien?
Ik besloot er in overleg met HR en de Director wat meer
bovenop te gaan zitten en de managers te herinneren aan
de afspraken en goede voornemens die ze maakten. Dus bellen,
langslopen en mailen en vragen of ze al hadden overlegd
met hun collega-manager over een pilot, of ze al een afdelingsuitje
hadden gepland, een locatie hadden geregeld, etc. etc. En
was het antwoord nee, dan ter plekke zorgen dat dat overleg
of die afspraak wel werd gemaakt. En ook daar was ik dan
vervolgens weer bij. Om onmiddellijk in te kunnen grijpen
als er iets anders werd gedacht dan werd gedaan. Verder
heb ik lastige gesprekken met leidinggevenden voorbereid,
heb ik reflectiemomenten met de managers en binnen het MT
ingebouwd en teams tijdens hun wekelijks overleg gecoached.
Cruciaal voor het succes was om er in een vrij korte periode
intensief ‘te zijn’, want aldoor als ik door
de gang liep, bleek er wel iets aan de hand waar wat extra
hulp gewenst was. Omdat ik er altijd vanuit ga dat mensen
het niet expres fout doen, maar ‘logische redenen’
hebben om het op hun manier te doen, werd ik daarin wel
geaccepteerd en zo ontstond er toch langzaam maar zeker
wat ander gedrag. De belangrijkste verandering vond ik zelf
dat mensen elkaar vragen gingen stellen omdat ze echt wilden
begrijpen waarom iemand iets deed. Het werd niet meer als
vanzelfsprekend aangenomen. Een essentiële voorwaarde
als je – zoals deze organisatie – een lerende
organisatie wilt worden. |
Bij
een stichting van zo’n 20 basisscholen begeleidde
ik een grootschalig diversiteitstraject . Het bestuur
wilde vanuit kwaliteitsoogpunt daadwerkelijk het individu
– zowel van de kinderen als van de medewerkers - centraal
stellen en dus uitgaan van de onderlinge (karakter)verschillen.
Daartoe hebben we eerst alle schooldirecteuren getest (management
drives en 16PF) en later is dat verbreed naar alle leerkrachten.
De schooldirecteuren hebben we ook begeleid in het effectief
benutten van de aanwezige diversiteit. Zowel in de huidige
overleggen als in de match directeur – school. Dankzij
een zeer betrokken bestuur werd dit ook echt zo ver doorgevoerd.
In dit traject heb ik zowel de testen afgenomen, verwerkt
en besproken, heb ik workshops gegeven over diversiteit
en heb ik intervisiegroepjes van een aantal schooldirecteuren
begeleid.
|
Een
woningbouwcorporatie wilde het potentieel van ‘de
werkvloer’ meer benutten en een cultuur van Continu
Verbeteren invoeren. Samen met een team van andere
organisatieadviseurs hadden we al succesvol een pilot project
gedaan en vervolgens verspreidde de andere manier van werken
zich als een olievlek over de organisatie. Team voor team
hebben we geholpen de resultaten meetbaar te verbeteren.
Zo werd bijvoorbeeld de leegstandsduur teruggedrongen en
de ‘to-do-lijsten’ verkort.
Alles liep soepel, totdat ik bij een team terecht kwam waar
iedereen ‘ja’ zei op de voorgestelde werkwijze,
maar vervolgens ‘nee’ deed. Het bleek dat dit
een team was waar nog weinig aan teamontwikkeling was gedaan,
de teamleiders niet met elkaar spraken en bovendien scoorde
het team slecht bij de maandrapportages, waardoor de medewerkers
gewend waren geraakt aan verantwoorden en hun reacties vooral
defensief waren. Hier had het absoluut geen zin om een Continu
Verbeter-traject ‘uit te rollen’. Hier was eerst
team-mediation en herstel van vertrouwen nodig. Gelukkig
onderkende de leiding dit ook, dus het traject werd ‘on
hold’ gesteld en ik ben eerst aan de basis gaan werken
met het team. Dat werd enorm gewaardeerd en leidde al snel
tot grote verbeteringen, waardoor je zou kunnen stellen
dat juist dit team de ‘Coninu Verbeteren-filosofie’
heeft toegepast. |
Bij
een tussen- en naschoolse opvang was gedoe. De
medewerkers namen in de ogen van de leiding hun verantwoordelijkheid
niet, de samenwerking met de basisschool leerkrachten liep
stroef, er waren medewerkers die eigenlijk weg wilden, mensen
kwamen om de haverklap te laat of niet en er waren echte
ruzies.
Om een beetje gevoel te krijgen met wat er allemaal aan
de hand was en wat we daar vervolgens aan konden doen, heb
ik eerst met een deel van de medewerkers gesproken en heb
ik meegekeken in het werk en tijdens overleggen. Vervolgens
heb ik mijn observaties en hypotheses besproken met de leiding.
Een groot deel van de problemen werd namelijk onbedoeld
veroorzaakt door het gedrag van de leiding zelf. Geen leuke
boodschap, maar het werd wel herkend: omdat de leiding het
zelf altijd ‘beter’ wist tijdens overleggen,
was het best wel logisch dat de rest van de medewerkers
niet zo veel pogingen meer deed om met eigen initiatieven
te komen. De verantwoordelijkheid werd zowat uit handen
getrokken. Een deel van het vervolgtraject bestond uit het
regelmatig sparren met de leiding en te reflecteren op hun
eigen gedrag. Dat resulteerde al snel tot veel betere resultaten.
Daarnaast ging ik met het team aan de slag. In een teamsessie
hebben de medewerkers zelf gedeeld waar ze trots op waren
en waar ze van baalden. We hebben vastgesteld waar ze zelf
verbetering in wilden zien en wat daar voor nodig was. En
– niet te onderschatten – we hebben doorgenomen
hoe ze elkaar wilden aanspreken als ze gedrag van een collega
interpreteerden als onhandig, irritant of erger. Belangrijkste
les was: ‘probeer verbazingen al uit te spreken en
wacht niet totdat het erger wordt’.
Het team heeft dus zelf afgesproken wat ze wilden gaan bereiken
en hoe daar te komen. Met bijbehorende intenties. Vervolgens
hebben we regelmatig besproken hoe het nu ging en waar nog
dingen verbeterd konden worden. Soms zonder en soms met
de leiding erbij.
Heel veel was er uiteindelijk niet voor nodig om dit team
weer op de rit te krijgen. Het liep al snel plezieriger
en effectiever. Om dat ook zo te houden, hebben we nog wel
een paar keer een teamsessie gehouden.
|
|
|